Uitgelichte vensters:

Houtzaagmolen (A) De houtzaagmolen “De Geregtigheid” was gelegen aan het eind van de Molenopvaart en moet in de jaren 1750-1751 zijn gebouwd. De houtmolen was toegerust met drie zaagramen. Dit betekent dat drie boomstammen tegelijk tot planken verzaagd konden worden. De bouwer en eigenaar van de molen, de molenmaker en timmerman Riemer Louws uit Easterlittens, bouwde in 1751 naast de molen het molenaarshuis. Hij verhuisde van de “Buorren” naar de molen en vestigde zich daar als meester timmerman, molenmaker, houtzaagmolenaar en houthandelaar. Hij overleed in 1807. De familie Van der Meulen heeft het bedrijf tot 1856 in bezit gehad. In dat jaar werd de houtmolen met woning, houtschuur en knechtswoning verkocht aan drie familieleden Reisma. Van hen werd Simon Sikke Reisma uit Beetgum de nieuwe houtmolenaar. Hij overleed in 1871. Simon Hijlkes Reisma was molenaar tot 1892 en Atze Pieters de Vries van 1892 tot 1894. Daarna is de molen nog enkele keren van eigenaar veranderd. In 1894 is de molen gesloopt. Vermoedelijk was de concurrentie van de stoomzagerijen te groot geworden. De houthandel maakte plaats voor de veehouderij. Korenmolen (B) De korenmolen “Op Hoop” werd in 1836 gebouwd op het eind van It String aan de Frjentsjerter Feart. De stichter van de molen, Lourens Martens van der Molen, was eerder korenmolenaar op de Baarder molen geweest. Hij was van 1836 tot 1845 molenaar in Easterlittens. Zijn opvolger is niet bekend. Pieter Jutte uit Heerenveen was molenaar van 1855 tot 1859. In het jaar 1859 werd aan de noordzijde van de molen door de nieuwe molenaar Eske Jans Mulder een molenaarswoning gebouwd. Hij overleed in 1860 en zijn erven verkochten de molen met woonhuis aan Tjalling Pieters Hellinga uit Oudkerk. Hij was de laatste korenmolenaar, van 1860 tot 1868. De molen werd op 3 januari 1868 door brand verwoest. De korenmolen is niet weer opgebouwd. De molenaarswoning is later lange tijd door verschillende hellingbazen van de in 1877 gestichte scheepshelling bij Huylckenstein gebruikt en staat er nu nog.

In alle tijden is er behoefte geweest aan goed drinkwater. Daarbij diende het dak van de huizen meestal als opvang voor het regenwater, dat vanaf de dakgoten via pijpen naar een regenwaterbak werd geleid. Wanneer een woning van eigenaar verwisselde, werd de verkoopprijs mede bepaald door een eventueel aanwezige regenwaterbak. Vooral gedurende droge zomers was er dikwijls gebrek aan regenwater. Lang niet iedere woning had een regenwaterbak. Er was in Easterlittens een geval van een blok woningen waarin zes gezinnen waren gehuisvest terwijl slechts één gezin over een regenwaterbak kon beschikken. Vele kerkvoogdijen gingen in de 19e eeuw over tot het stichten van een regenwaterbak. Door  het grote oppervlak van het kerkdak kon een grote hoeveelheid water worden opgevangen. In 1870 werd door de kerkvoogdij van Easterlittens een publieke inschrijving gehouden tot het maken van een regenwaterbak bij de kerk en het maken van goten rondom het kerkdak. Het werk werd gegund aan Tj. Pijnakker voor f 1.224,-. De plaatselijke timmerman Simon Reisma maakte tekening en bestek, leverde de pomp, pijpen en pompsteen en verzorgde tevens het hek- en straatwerk. De regenwaterbak was geplaatst tegenover de toren, naast de woning Huylckensteinstrjitte nr. 15. De verpachting van de bak gebeurde publiekelijk in de herberg, steeds aan het eind van het jaar. De huurperiode liep van 1 januari tot 31 december. In 1905 werd een tweede regenwaterbak op het schoolplein van de Openbare School aan de Baerderdyk in gebruik genomen. De bak werd door timmerman Sijtse Gaasterland gebouwd voor f 420,-. In 1929 had de zuivelfabriek in Easterlittens zich bereid verklaard zich aan te sluiten bij de waterleiding. Hiervoor werd de van Mantgum komende buisleiding verlengd naar de dorpen Baard en Easterlittens. De waterbak bij de school werd gedempt terwijl de bak bij de kerk voor het laatst in 1953 werd verhuurd en daarna gesloten vanwege zijn gebrekkige toestand.

In 1913 leek de komst van elektrische verlichting in Baarderadeel aanstaande. Toen eind december van dat jaar de voorlopige aanvragen voor aansluitingen van particulieren bemoedigend bleek te zijn (59 aansluitingen in Easterlittens) besloot de gemeenteraad tot aanleg van elektrische verlichting in de gemeente. De Eerste Wereldoorlog zorgde er echter voor dat de plannen niet tot uitvoering kwamen en daarom nam de kerkvoogdij zelf initiatieven om te komen tot elektrische verlichting. Er wordt een vereniging opgericht die de dynamo zal aanschaffen en laten plaatsen, de leidingen zal aanleggen en de lampen opstellen. De directie van de zuivelfabriek stelt haar gebouwen ter beschikking voor het plaatsen van de dynamo. Niet alleen de kom van het dorp wordt op het elektriciteitsnet aangesloten, ook Wieuwens, Molenhorne, Pelsen, de vellenbloterij van Van der Feer en de helling worden aangesloten. Twintig huisgezinnen op Wammert, Skrins, Langwert en een aantal woningen aan de Baerderdyk worden niet op het net aangesloten, evenals herberg Huylckenstein. De plannen worden verwezenlijkt en de “buorren” werden vanaf 1919 door de zuivelfabriek van stroom voorzien. Easterlittens was daarmee het eerste dorp in de gemeente met een eigen centrale. Deze leverde stroom voor de verlichting in de woningen en voor de straatlantaarns die op diverse plaatsen in het dorp waren geplaatst. In 1920 verzocht de “Coöperatieve Vereniging tot Exploitatie van de Electriciteits-voorziening” aan het gemeentebestuur om het bedrijf over te nemen. Eerder was al de exploitatie van het elektriciteitsbedrijf in Mantgum overgenomen. Bij de onderhandelingen met het gemeentebestuur bleek het geboden bedrag onvoldoende en bleef de vereniging tot 1928 bestaan. Op 1 januari 1928 nam het PEB in Leeuwarden het bedrijf over van de plaatselijke vereniging die toen is opgeheven.



Nomineer een onderwerp voor deze dorpscanon