Schipperij en beurtschippers
Schipperij.
De gunstige ligging van Easterlittens bij een kruispunt van belangrijke vaarverbindingen (Leeuwarden-Bolsward en Franeker-Sneek) was de reden dat Easterlittens gedurende lange tijd veel schippers onder haar bevolking heeft gehad. Easterlittens had eertijds slechte verbindingen over land. Bijna alle vervoer ging over water, waarvan die van turf wel een van de belangrijkste was.
Over het algemeen behoorden de schippers tot de minder gegoeden onder de bevolking. Het type schip waar de schippers mee voeren is meestal niet bekend, evenmin als het aantal schippers dat het dorp telde. Slechte tijden rond het jaar 1700 zorgden voor een toename van het aantal schippers. Enkele schippers hadden bijverdiensten. In 1772 wordt Hendrik Jans genoemd als schipper, koemelker, kaaskoper en winkelier.
Zoals gezegd hebben de schippers altijd veel armoede gekend. Vooral in de winter zaten ze zonder werk. Aan het eind van de 19e eeuw is in de gemeente Baarderadeel een commissie opgericht om de noden van de schippers enigszins te lenigen. Deze commissie was gevestigd in Easterlittens. Het was geen wonder dat ‘s winters veel schippers uit de gemeente hun domicilie in Easterlittens hadden. Ze lagen met hun schepen meestal bij het heechhout en langs de wal bij de Bousfjouwere en probeerden als scharensliep, stoelwinder of met negotie iets bij te verdienen. De Easterlittenser schippers lagen meestal langs de walkant in de “buorren”.
Beurtschippers.
Het is niet bekend wanneer er voor het eerst een veer- of beurtschip vanuit Easterlittens naar de omliggende steden voer. In 1679 wordt voor het eerst melding gemaakt van een betaling aan de kerkvoogdij voor het uitbaten van een veer. De eerst bekende veerschipper was Jelle Hobbes die in 1754 voorkomt en een snik tot zijn beschikking had.
Colofon
J. Oostra. Uit de geschiedenis van Oosterlittens.

